“Van wie ik het geleerd heb? Van niemand. Ik heb nooit op een academie ofzo gezeten.”
Voor Rob Cerneüs is beeldhouwen niet zijn vak, maar zijn leven. Van jongs af aan heeft hij iedere mogelijkheid om beelden te kunnen maken aangegrepen, vanuit een enorme drang om te scheppen.

Beeldhouwen als levensdrang
Geschreven door: Drs. Sophie van Steenderen, kunsthistorica en docent kunstgeschiedenis
Voor Rob Cerneüs was beeldhouwen niet zijn vak, maar zijn leven. Van jongs af aan greep hij iedere mogelijkheid aan om beelden te maken, gedreven door een enorme drang om te scheppen. Zelf sprak hij van een bezetenheid, een verslaving zelfs.
Hij werkte zowel in steen als in brons, waarbij zijn bronzen beelden doorgaans gedetailleerd en zeer figuratief waren, terwijl hij in steen al het overbodige weghaalde om uit te komen bij sterk geabstraheerde vormen, die echter nooit hun menselijkheid en warmte verloren.
“Cerneüs blaast dood materiaal leven in en laat een hart kloppen in al zijn beelden.”
Een belangrijke bron van inspiratie vormen kunstenaars uit het verleden. De geniale Michelangelo, die beelden uit marmer ‘bevrijdde’, of Rodin, die complexe emoties op zinnelijke wijze in marmer of brons vertaalde. Brancusi werd een voorbeeld in hoe je als beeldhouwer met schijnbaar minimale middelen een maximale zeggingskracht bereikte.
Ook Moore en Hepworth inspireerden Cerneüs met hun organische beelden die uitnodigden om ze aan te raken en eromheen te lopen.
Maar Cerneüs bewonderde ook de schilder Jeroen Bosch. Een kunstenaar die zijn tijd zo ver vooruit leek te zijn, anders was dan de rest. Dat noemde Cerneüs noodzakelijk voor zichzelf als kunstenaar. ‘Anders’ zijn betekende voor hem: helemaal jezelf durven zijn en ‘er dwars doorheen kijken’. Cerneüs was wars van status, imago, hiërarchie en conventies.
Hij was een hartstochtelijk en gevoelig mens, intens en oprecht betrokken bij de ander. Hij keek achter de façades en legde in zijn beelden vast wat er werkelijk toe deed in een mensenleven: liefde, warmte, geborgenheid en troost.






Een leven gevormd in brons en steen
Geschreven door: Stijn Verbeek, uit het boek 1977 tot 2023
In het jaar 2001 organiseerde de stichting Cenootschap in samenwerking met kunsthandel De Groote Noord een overzichtstentoonstelling van het werk van Rob Cerneüs onder de titel ‘Dertig jaar beeldhouwen’. Bijna vier maanden gaf de Grote Kerk in Monnickendam in ijzer, brons en steen een weerspiegeling van de ontwikkeling van deze beeldhouwer. Dit boek geeft een beeld van diezelfde ontwikkeling, maar in het platte vlak, in foto’s van zijn werk. Van de groei van een jongetje dat graag tekende, maar het nog mooier vond om uit afgedankte rommel iets nieuws te maken met een eigen betekenis, naar de beeldhouwer van vandaag die zich nog steeds laat inspireren door de ‘gewone’ dingen om hem heen: de mensen, de vogels, de bloemen… En die telkens opnieuw een poging onderneemt om in de weerbarstige stof waar hij mee werkt de verstilde beweging waardoor hij geraakt werd, vast te leggen en vast te houden. Van mensen: het elkaar vasthouden of juist het niet kunnen loslaten. Van vogels: de onbekommerdheid waarmee zij rondvliegen of op hun nest zitten, zonder zorgen om het eten van morgen. Van bloemen: de schijnbare onbeweeglijkheid waarmee zij groter en mooier worden.
Rob Cerneüs werd op 31 mei 1943 geboren in Amsterdam. Uit de talloze beelden die Rob Cerneüs onder zijn handen liet groeien, treft wie deze beelden echt bekijkt wat de beeldhouwer bezielde bij het maken ervan: soms de humor in een klein detail, soms de afwachting van wat er nog te gebeuren staat, soms het meeleven met het geluk of de droefheid die het beeld omgeeft, maar altijd de warmte en de tederheid.
De journaliste Tineke Reinders-de Groot heeft ooit over Rob Cerneüs geschreven: ‘Die man is opgebouwd uit trillende snaren, wezenlijk geroerd door ongeluk van anderen en speciaal door de tragiek van ernstig zieke kinderen. Ook zijn eigen kinderen. En dat moet deze emotionele vader door diepe dalen hebben gevoerd. In nachtelijke wachturen rijpte toen het idee voor een plastiek voor de hal van het Emma Kinderziekenhuis. Cerneüs maakte een meesterwerk: een kind zittend op een krab waarbij het dier beteugeld wordt door de scharen uiteen te trekken. Symbolisch voor de strijd tegen jeugdkanker.’
Deze manier van werken heeft het leven van Rob Cerneüs bepaald en bepaalt dat nog. Het zijn die snaren die registreren wat er om hem heen gebeurt in zijn hoofd. Daar rijpt de gedachte waar zijn handen later vorm aan geven. Beeldhouwen is niet zijn vak, maar zijn leven. Dat was het altijd. Ook toen zijn tomeloze fantasie alleen een uitweg vond in oud roest omdat er voor ander materiaal geen geld was. Ook toen hij vanwege zijn werk als leraar te weinig tijd had voor zijn passie. Ook in tijden waarin hij niets verkocht eenvoudig omdat niemand hem, noch zijn werk kende. In de weekends was hij vrij en zat dan uren in zijn schuurtje van twee bij drie meter te worstelen met het schaarse materiaal. Na tien jaar heeft hij dat schuurtje verwisseld voor een gedeelte van het oude postkantoor van Monnickendam. En sinds 1991 heeft hij zijn eigen atelier in de Tonnesteeg tegen de oude haven van de vissersplaats. In dat atelier is het een komen en gaan van mensen die zijn werk of zijn manier van werken willen zien. Of die zomaar langs komen om een kop koffie of een glas wijn met hem te drinken. Soms verlangt Cerneüs naar de stilte van zijn schuurtje. Tot hij weer beseft dat hij in stilte niet kan aarden en mensen om zich heen nodig heeft als blijvende bron van inspiratie.
Rob Cerneüs weet als geen ander dat, naarmate het donker dieper is, het verlangen naar het licht des te sterker wordt. Sommige mensen proberen de zwarte kant van het leven te ontkennen. Maar zonder die kant zou de zonnige kant van het bestaan geen enkel reliëf krijgen. De ware levenskunst bestaat eruit de jubel van het leven toe te laten zonder de miserie uit te sluiten. Samen krijgen ze inhoud, worden ze zinvol. Dat wordt vooral duidelijk in het werk van Cerneüs. Mensen zoals hij die het talent bezitten beide componenten op een zinvolle manier tot een synthese te verwerken, verrijken daarmee het leven van zichzelf en van anderen. Er is nooit routine in het werk van deze beeldhouwer. Daarom is er ook niets voorspelbaar. Natuurlijk zijn er hoogtepunten aan te wijzen in dit kunstenaarsbestaan. De onthulling van belangrijke monumentale opdrachten als de roker, de touwtjesspringster, de krab, of moeder en kind beschouwen veel mensen als toppunten in het leven van Rob Cerneüs. Hij zal er zelf ook met genoegen aan terugdenken. Maar diep in zijn hart zal hij wellicht meer voldoening vinden in een vis-à-vis met een klein bronsje’, zo’n ontroerende concentratie van emotie en kracht, dat hij op de zolder van zijn atelier heeft verstopt omdat hij daar voor geen goud afstand van wil doen. Het is moeilijk om beeldhouwer Cerneüs op de gebruikelijke wijze te interviewen. Hij heeft daar geen tijd, geen geduld en geen zitvlees voor. Hij heeft iets van kwikzilver dat alle kanten uit kan rollen. Zit ook niet langer dan enkele ogenblikken rustig op een stoel. Zelf zegt hij ervan: ‘Ik kan alleen maar iets presteren met mijn handen. En ik kan erover praten, zo veel en zo lang als je wilt.’ Maar wie zijn werk wil leren kennen, moet er niet over lezen. Hij moet kijken, lang en aandachtig kijken totdat hij uiteindelijk ziet.
Een familieaangelegenheid
Rob Cerneüs jr., is eveneens beeldhouwer. Hij heeft zijn eigen werk en stijl ontwikkeld, waarbij hij gebruikmaakt van materialen zoals brons, steen en staal. Net als zijn vader heeft hij opdrachten voor zowel particuliere als publieke collecties op zijn naam staan, waaronder monumentale werken in de openbare ruimte.